Loopt je nieuwe gebouw of brug kans om hinderlijke fluittonen te produceren?
Doe de fluitcheck!
Controleer elk gevelelement van het gebouw apart (Hulp nodig? neem contact met mij op).
- Bevindt het gevelelement zich op de begane grond en tussen de bebouwde omgeving?
- Bestaat het gevel element uit een herhaling van spleten of spijlen van gelijke diameter (denk aan spijlen of roosters)?
- Is er een rechte aanstroming naar het object mogelijk (als er een net of muur achter het object staat is dit niet het geval)?
- Heeft het herhalende object scherpe randen? hoe ronder een straal hoe harder het moet waaien voor er een fluittoon kan ontstaan.
- Zijn de spleten breder dan 15cm?
Hints over het lezen van de Whistle-Quick-Scan:
- Groen: No worries! Bouw uw ontwerp... de kans dat elementen aan het gebouw gaan fluiten bij normale Nederlandse wind omstandigheden is verwaarloosbaar.
- Geel: er is een laag risico op fluittonen.
- Oranje: deze oplossing heeft een significant risico op fluittonen. Doe een aanpassing aan een van de 4 parameters die voorwaardelijk zijn voor de fluittonen, zie Analyse Ontstaan van fluittonen. Neem gerust contact op om de situatie door te nemen.
- Rood: fluittonen zijn te verwachten. Doe een aanpassing aan een van de 4 parameters die voorwaardelijk zijn voor de fluittonen, zie Analyse: Oorsprong en Preventie van Fluittonen. Neem gerust contact op om de situatie door te nemen.
Opmerking: dit diagram is gebaseerd op Nederlandse weersomstandigheden! Orkanen worden hier niet in meegenomen.
Vraag 1: Bevinden gevelelementen van het gebouw zich buiten de bebouwde omgeving?
- Ja → Binnen Bebouwde Omgeving
- Nee → Buiten Bebouwde Omgeving
In de bebouwde omgeving zijn er veel obstakels dat nabij de grond alleen nog luwtegebieden en wervels optreden, er is hier vrijwel geen laminaire stroming. Fluittonen kunnen alleen nog ontstaan bij bebouwing aan de rand van de bebouwing, windstraten en bij extreme windsnelheden. Kies voor deze randlocaties de optie 'buiten de bebouwde omgeving'. Buiten de bebouwde omgeving is bebouwing die vrij aangestroomd kan worden door wind en hierin weinig tot geen hinder ondervindt van andere bebouwing. Hieronder vallen gebouwen langs de kust of in een open veld. Ook bebouwing aan de rand van de stad en de bovenste delen van hoogbouw in de bebouwde omgeving vallen hieronder. In geval van twijfel kies de optie ‘buiten de bebouwde omgeving’.
Vraag 2: Bestaan deze gevelelementen uit een herhaling van minimaal 9 spleten van gelijke breedte?
- Ja → Geen Regelmaat (< 9)
- Nee → Regelmaat (≥ 9)
Bij spleten in gevelelementen ontstaan drukverschillen achter deze spleten. Wanneer de spleet over de lengte doorloopt kunnen deze drukverschillen elkaar versterken. Hetzelfde fenomeen treedt op bij een rij spijlen of roosters. Met herhaling wordt hier bedoeld ‘een afwisselingen tussen open en gesloten delen in een gevelelement’. Dit is het geval bij roosters, spijlen of gaas. De herhaling dient minimaal 9 maal met dezelfde diameter plaatst te vinden, langsscherend op een mogelijke windrichting. Een mogelijke windricthing is altijd parallel aan het grondvlak. Bij bruggen in nederland geld over het algemeen dat een mogelijke windrichting alleen horizontaal is.
Vraag 3: Kan het gevelelement laminair aangestroomd worden?
- Ja → Verstoorde Strooming
- Nee → Laminaire Stroming
Alleen wanneer de wind recht op het object kan aanstromen zonder verstoring, kan een laminaire stroming ontstaan. Wanneer de stroming verstoord wordt is een van de benodigdheden voor fluittonen afwezig, namelijk de laminaire stroming. Fluittonen kunnen niet meer ontstaan. Om een laminaire aanstroming te verstoren moet de verstoring direct om het object plaatsvinden.
Bij een ruw oppervlak van een object wordt de stroming om het object turbulent. Er ontstaan vele kleine drukfluctuaties om en achter het object in plaats van enkele grote drukverschillen. Het verruwen van het oppervlak leidt tot meer en kleinere wervels. Het geluid dat nog kan ontstaan heeft een lagere intensiteit (minder drukverschil) en bestaat (vrijwel) geheel uit ruis (turbulente stroming).
Wanneer twee objecten van gelijke afmeting zich in elkaars stroming bevinden, zullen deze elkaars stroming beinvloeden. De periodieke, fluittoonveroorzakende, wervels kunnen niet ontstaan.
Netten, of stoorstrips voor het verruwen van het oppervlak zijn voor de hand liggende methoden voor het verstoren van de stroming.
Vraag 4: Zijn scherpe randen op hoeken van de elementen afgerond?
- Ja → Afgeronde Hoeken
- Nee → Scherpe Hoeken
Het stroomlijnen van objecten heeft invloed op de wervelproductie en daarmee de productie van fluittonen. Hoekige objecten cre ̈eren grotere drukverschillen dan gestroomlijnde objecten (groter amplitude en geluidsniveau). Aangezien wind geen constante factor is, is het vrijwel onmogelijk elementen geheel te stroomlijnen. Echter een afronding van hoeken tot een straal van slechts enkele millimeters be ̈ınvloedt de geluidsproductie significant, en kan fluittonen zelfs geheel stoppen. Hierbij geld hoe ronder de afwerking hoe sneller de windsnelheid voordat er fluittonen ontstaan. Zonder extra bewerking heeft plaatmateriaal scherpe randen en hoeken.
Vraag 5: Zijn de spleten breder dan 15cm?
- Ja → Spleten > 15 cm
- Nee → Spleten ≤ 15 cm
Hoe kleiner de spleten hoe luider de fluittonen en hoe hoger de geproduceerde fluittonen. Ook geldt hoe groter de spleet hoe hoger de windsnelheid moet zijn om fluittonen te kunnen produceren. Een grotere diameter is daarom altijd positief als het gaat om fluittonen te vermijden. Vanaf een diameter van 15cm verdwijnen de tonen geheel bij de meeste spleten en roosters.
Het gaat hierbij om de spleet afstand in een mogelijke windrichting, zie figuur brugXXX Voor deze stap is het van belang of de kleinste regelmaat van spleten kleiner dan 15cm in een mogelijke windrichting.